Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitpersen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitpersen (Nederlands) in het Frans

uitpersen:

uitpersen werkwoord (pers uit, perst uit, perste uit, persten uit, uitgeperst)

  1. uitpersen (leeghalen; plunderen; uitzuigen; uitknijpen)
    vider; tirailler; exploiter; dévaliser
    • vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, )
    • tirailler werkwoord (tiraille, tirailles, tiraillons, tiraillez, )
    • exploiter werkwoord (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
    • dévaliser werkwoord (dévalise, dévalises, dévalisons, dévalisez, )
  2. uitpersen (persen; leegknijpen)
    presser; pressurer
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • pressurer werkwoord (pressure, pressures, pressurons, pressurez, )

Conjugations for uitpersen:

o.t.t.
  1. pers uit
  2. perst uit
  3. perst uit
  4. persen uit
  5. persen uit
  6. persen uit
o.v.t.
  1. perste uit
  2. perste uit
  3. perste uit
  4. persten uit
  5. persten uit
  6. persten uit
v.t.t.
  1. heb uitgeperst
  2. hebt uitgeperst
  3. heeft uitgeperst
  4. hebben uitgeperst
  5. hebben uitgeperst
  6. hebben uitgeperst
v.v.t.
  1. had uitgeperst
  2. had uitgeperst
  3. had uitgeperst
  4. hadden uitgeperst
  5. hadden uitgeperst
  6. hadden uitgeperst
o.t.t.t.
  1. zal uitpersen
  2. zult uitpersen
  3. zal uitpersen
  4. zullen uitpersen
  5. zullen uitpersen
  6. zullen uitpersen
o.v.t.t.
  1. zou uitpersen
  2. zou uitpersen
  3. zou uitpersen
  4. zouden uitpersen
  5. zouden uitpersen
  6. zouden uitpersen
en verder
  1. ben uitgeperst
  2. bent uitgeperst
  3. is uitgeperst
  4. zijn uitgeperst
  5. zijn uitgeperst
  6. zijn uitgeperst
diversen
  1. pers uit!
  2. perst uit!
  3. uitgeperst
  4. uitpersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitpersen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dévaliser leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; inbreken; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen
exploiter leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; exploiteren; munt uitslaan; ontdoen; ontginnen; profiteren; uitbuiten; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken; woekeren
presser leegknijpen; persen; uitpersen aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
pressurer leegknijpen; persen; uitpersen beroven; ontdoen; uitbuiten
tirailler leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen iets uitschudden
vider leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen gieten; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; leegplunderen; leegpompen; leegroven; leegstelen; leegstorten; legen; lossen; opdrinken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; plunderen; schenken; uitdrinken; uitgieten; uitgooien; uithalen; uitladen; uitpompen; uitschenken; uitstorten; uitwerpen

Wiktionary: uitpersen


Cross Translation:
FromToVia
uitpersen exprimer squeeze out — used other than as an idiom, to squeeze out