Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. aanvoerder:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor aanvoerder in het Nederlands

aanvoerder:

aanvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanvoerder
    de aanvoerder; de leider; het hoofd; de hoofdman
    • aanvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de aanvoerder
    de aanvoerder; de bevelhebber; de commandant; de kapitein
  3. de aanvoerder
    – wie zegt wat er moet gebeuren in een ploeg 1
    de aanvoerder
    – wie zegt wat er moet gebeuren in een ploeg 1
    • aanvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de aanvoerder riep dat Jan aan moest vallen1

Alternatieve synoniemen voor "aanvoerder":


Verwante definities voor "aanvoerder":

  1. wie zegt wat er moet gebeuren in een ploeg1
    • de aanvoerder riep dat Jan aan moest vallen1