Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor betalen in het Nederlands

betalen:

betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)

  1. betalen
    betalen; voldoen
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • voldoen werkwoord (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)
  2. betalen
    betalen; dokken; afrekenen
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • dokken werkwoord (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)
    • afrekenen werkwoord (reken af, rekent af, rekende af, rekenden af, afgerekend)
  3. betalen
    honoreren; belonen; betalen; bezoldigen; salariëren
    • honoreren werkwoord (honoreer, honoreert, honoreerde, honoreerden, gehonoreerd)
    • belonen werkwoord (beloon, beloont, beloonde, beloonden, beloond)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • bezoldigen werkwoord (bezoldig, bezoldigt, bezoldigde, bezoldigden, bezoldigd)
    • salariëren werkwoord (salariëer, salariëert, salariëerde, salariëerden, gesalariëerd)
  4. betalen
    voldoen; vereffenen; betalen
    • voldoen werkwoord (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)
    • vereffenen werkwoord (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
  5. betalen
    – geld geven in ruil voor iets anders 1
    voldoen; betalen
    – geld geven in ruil voor iets anders 1
    • voldoen werkwoord (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)
      • u moet deze rekening nog voldoen1
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
      • ik betaal deze reep met een tientje1

Conjugations for betalen:

o.t.t.
  1. betaal
  2. betaalt
  3. betaalt
  4. betalen
  5. betalen
  6. betalen
o.v.t.
  1. betaalde
  2. betaalde
  3. betaalde
  4. betaalden
  5. betaalden
  6. betaalden
v.t.t.
  1. heb betaald
  2. hebt betaald
  3. heeft betaald
  4. hebben betaald
  5. hebben betaald
  6. hebben betaald
v.v.t.
  1. had betaald
  2. had betaald
  3. had betaald
  4. hadden betaald
  5. hadden betaald
  6. hadden betaald
o.t.t.t.
  1. zal betalen
  2. zult betalen
  3. zal betalen
  4. zullen betalen
  5. zullen betalen
  6. zullen betalen
o.v.t.t.
  1. zou betalen
  2. zou betalen
  3. zou betalen
  4. zouden betalen
  5. zouden betalen
  6. zouden betalen
diversen
  1. betaal!
  2. betaalt!
  3. betaald
  4. betalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

betalen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. betalen
    betalen; het dokken; voldoen
    • betalen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • dokken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voldoen [znw.] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "betalen":


Antoniemen van "betalen":


Verwante definities voor "betalen":

  1. geld geven in ruil voor iets anders1
    • ik betaal deze reep met een tientje1

Verwante synoniemen voor betalen