Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. bluffen:
  2. bluf:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bluffen in het Nederlands

bluffen:

bluffen werkwoord (bluf, bluft, blufte, bluften, gebluft)

  1. bluffen
    bluffen
    • bluffen werkwoord (bluf, bluft, blufte, bluften, gebluft)

Conjugations for bluffen:

o.t.t.
  1. bluf
  2. bluft
  3. bluft
  4. bluffen
  5. bluffen
  6. bluffen
o.v.t.
  1. blufte
  2. blufte
  3. blufte
  4. bluften
  5. bluften
  6. bluften
v.t.t.
  1. heb gebluft
  2. hebt gebluft
  3. heeft gebluft
  4. hebben gebluft
  5. hebben gebluft
  6. hebben gebluft
v.v.t.
  1. had gebluft
  2. had gebluft
  3. had gebluft
  4. hadden gebluft
  5. hadden gebluft
  6. hadden gebluft
o.t.t.t.
  1. zal bluffen
  2. zult bluffen
  3. zal bluffen
  4. zullen bluffen
  5. zullen bluffen
  6. zullen bluffen
o.v.t.t.
  1. zou bluffen
  2. zou bluffen
  3. zou bluffen
  4. zouden bluffen
  5. zouden bluffen
  6. zouden bluffen
diversen
  1. bluf!
  2. bluft!
  3. gebluft
  4. bluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "bluffen":


bluffen vorm van bluf:

bluf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bluf
    de bluf
    • bluf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "bluf":