Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. voorspelen:
  2. voorspel:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor voorspelen in het Nederlands

voorspelen:

voorspelen werkwoord

  1. voorspelen
    – in tegenwoordigheid van anderen iets spelen 1
    voorspelen
    – in tegenwoordigheid van anderen iets spelen 1
    • voorspelen werkwoord
      • zal ik jullie wat voorspelen?1
  2. voorspelen
    – muziek aan anderen voordoen 1
    voorspelen
    – muziek aan anderen voordoen 1
    • voorspelen werkwoord
      • Jan speelde een stukje voor en toen wist Irma hoe het moest1

Verwante definities voor "voorspelen":

  1. in tegenwoordigheid van anderen iets spelen1
    • zal ik jullie wat voorspelen?1
  2. muziek aan anderen voordoen1
    • Jan speelde een stukje voor en toen wist Irma hoe het moest1

voorspelen vorm van voorspel:

voorspel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het voorspel
    het voorspel
    • voorspel [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "voorspel":