Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. wortel:
  2. wortelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor wortel in het Nederlands

wortel:

wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de wortel
    de kroot; de wortel
    • kroot [de ~] zelfstandig naamwoord
    • wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de wortel
    de wortel; de peen
    • wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • peen [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de wortel
    – deel van een plant dat onder de grond zit 1
    de wortel
    – deel van een plant dat onder de grond zit 1
    • wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de wortels van de boom zijn erg dik1
  4. de wortel
    – getal dat bestaat uit een getal dat met zichzelf vermenigvuldigd is 1
    de wortel
    – getal dat bestaat uit een getal dat met zichzelf vermenigvuldigd is 1
    • wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de wortel uit negen is drie1
  5. de wortel
    – plant waarvan je het ondergrondse deel kunt eten 1
    de wortel
    – plant waarvan je het ondergrondse deel kunt eten 1
    • wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • worteltjes hebben een oranje kleur1

Verwante woorden van "wortel":

  • wortelen, wortels, worteltje, worteltjes

Verwante definities voor "wortel":

  1. deel van een plant dat onder de grond zit1
    • de wortels van de boom zijn erg dik1
  2. getal dat bestaat uit een getal dat met zichzelf vermenigvuldigd is1
    • de wortel uit negen is drie1
  3. plant waarvan je het ondergrondse deel kunt eten1
    • worteltjes hebben een oranje kleur1

wortel vorm van wortelen:

wortelen werkwoord (wortel, wortelt, wortelde, wortelden, geworteld)

  1. wortelen
    wortelen; wortel schieten; vastgroeien
    • wortelen werkwoord (wortel, wortelt, wortelde, wortelden, geworteld)
    • wortel schieten werkwoord (schiet wortel, schoot wortel, schoten wortel, wortel geschoten)
    • vastgroeien werkwoord (groei vast, groeit vast, groeide vast, groeiden vast, vastgegroeid)

Conjugations for wortelen:

o.t.t.
  1. wortel
  2. wortelt
  3. wortelt
  4. wortelen
  5. wortelen
  6. wortelen
o.v.t.
  1. wortelde
  2. wortelde
  3. wortelde
  4. wortelden
  5. wortelden
  6. wortelden
v.t.t.
  1. ben geworteld
  2. bent geworteld
  3. is geworteld
  4. zijn geworteld
  5. zijn geworteld
  6. zijn geworteld
v.v.t.
  1. was geworteld
  2. was geworteld
  3. was geworteld
  4. waren geworteld
  5. waren geworteld
  6. waren geworteld
o.t.t.t.
  1. zal wortelen
  2. zult wortelen
  3. zal wortelen
  4. zullen wortelen
  5. zullen wortelen
  6. zullen wortelen
o.v.t.t.
  1. zou wortelen
  2. zou wortelen
  3. zou wortelen
  4. zouden wortelen
  5. zouden wortelen
  6. zouden wortelen
diversen
  1. wortel!
  2. wortelt!
  3. geworteld
  4. wortelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "wortelen":


Verwante synoniemen voor wortel