Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor centrum in het Nederlands

centrum:

centrum [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het centrum
    het centrum; de binnenstad; centrale stad
  2. het centrum
    het centrum; het middelpunt; het midden; de kern
    • centrum [het ~] zelfstandig naamwoord
    • middelpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • midden [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kern [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. het centrum
    de buurt; de wijk; de woonwijk; het plein; stadskwartier; het centrum; de buitenwijk; de sectie; handelswijk; het stadsdeel; de stadswijk
  4. het centrum
    – gebouw met een speciale bestemming 1
    het centrum
    – gebouw met een speciale bestemming 1
    • centrum [het ~] zelfstandig naamwoord
      • een winkelcentrum1
  5. het centrum
    – punt of gebied in het midden 1
    het centrum
    – punt of gebied in het midden 1
    • centrum [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het station ligt in het centrum van de stad1

Verwante woorden van "centrum":

  • centrums

Alternatieve synoniemen voor "centrum":


Verwante definities voor "centrum":

  1. gebouw met een speciale bestemming1
    • een winkelcentrum1
  2. punt of gebied in het midden1
    • het station ligt in het centrum van de stad1

Verwante synoniemen voor centrum