Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor ontredderd in het Nederlands

ontredderd:

ontredderd bijvoeglijk naamwoord

  1. ontredderd
    van streek; geschokt; ontzet; ontredderd

Verwante woorden van "ontredderd":

  • ontredderde

ontredderd vorm van ontredderen:

ontredderen werkwoord (ontredder, ontreddert, ontredderde, ontredderden, ontredderd)

  1. ontredderen
    van zijn stuk brengen; verwarren; ontredderen; in de war brengen
    • van zijn stuk brengen werkwoord (breng van zijn stuk, brengt van zijn stuk, bracht van zijn stuk, brachten van zijn stuk, van zijn stuk gebracht)
    • verwarren werkwoord (verwar, verwart, verwarde, verwarden, verward)
    • ontredderen werkwoord (ontredder, ontreddert, ontredderde, ontredderden, ontredderd)
    • in de war brengen werkwoord (breng in de war, brengt in de war, bracht in de war, brachten in de war, in de war gebracht)

Conjugations for ontredderen:

o.t.t.
  1. ontredder
  2. ontreddert
  3. ontreddert
  4. ontredderen
  5. ontredderen
  6. ontredderen
o.v.t.
  1. ontredderde
  2. ontredderde
  3. ontredderde
  4. ontredderden
  5. ontredderden
  6. ontredderden
v.t.t.
  1. ben ontredderd
  2. bent ontredderd
  3. is ontredderd
  4. zijn ontredderd
  5. zijn ontredderd
  6. zijn ontredderd
v.v.t.
  1. was ontredderd
  2. was ontredderd
  3. was ontredderd
  4. waren ontredderd
  5. waren ontredderd
  6. waren ontredderd
o.t.t.t.
  1. zal ontredderen
  2. zult ontredderen
  3. zal ontredderen
  4. zullen ontredderen
  5. zullen ontredderen
  6. zullen ontredderen
o.v.t.t.
  1. zou ontredderen
  2. zou ontredderen
  3. zou ontredderen
  4. zouden ontredderen
  5. zouden ontredderen
  6. zouden ontredderen
diversen
  1. ontredder!
  2. ontreddert!
  3. ontredderd
  4. ontredderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze