Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. obsederen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor obsederen (Nederlands) in het Zweeds

obsederen:

obsederen werkwoord (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)

  1. obsederen
    hemsöka; anfäkta
    • hemsöka werkwoord (hemsöker, hemsökte, hemsökt)
    • anfäkta werkwoord (anfäktar, anfäktade, anfäktat)

Conjugations for obsederen:

o.t.t.
  1. obsedeer
  2. obsedeert
  3. obsedeert
  4. obsederen
  5. obsederen
  6. obsederen
o.v.t.
  1. obsedeerde
  2. obsedeerde
  3. obsedeerde
  4. obsedeerden
  5. obsedeerden
  6. obsedeerden
v.t.t.
  1. ben geobsedeerd
  2. bent geobsedeerd
  3. is geobsedeerd
  4. zijn geobsedeerd
  5. zijn geobsedeerd
  6. zijn geobsedeerd
v.v.t.
  1. was geobsedeerd
  2. was geobsedeerd
  3. was geobsedeerd
  4. waren geobsedeerd
  5. waren geobsedeerd
  6. waren geobsedeerd
o.t.t.t.
  1. zal obsederen
  2. zult obsederen
  3. zal obsederen
  4. zullen obsederen
  5. zullen obsederen
  6. zullen obsederen
o.v.t.t.
  1. zou obsederen
  2. zou obsederen
  3. zou obsederen
  4. zouden obsederen
  5. zouden obsederen
  6. zouden obsederen
diversen
  1. obsedeer!
  2. obsedeert!
  3. geobsedeerd
  4. obsederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor obsederen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfäkta obsederen
hemsöka obsederen