Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. opluisteren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opluisteren (Nederlands) in het Zweeds

opluisteren:

opluisteren werkwoord (luister op, luistert op, luisterde op, luisterden op, opgeluisterd)

  1. opluisteren
    smycka; pryda; förläna behag åt
    • smycka werkwoord (smyckar, smyckade, smyckat)
    • pryda werkwoord (pryder, prydde, prydt)
    • förläna behag åt werkwoord (förläner behag åt, förlände behag åt, förlänt behag åt)

Conjugations for opluisteren:

o.t.t.
  1. luister op
  2. luistert op
  3. luistert op
  4. luisteren op
  5. luisteren op
  6. luisteren op
o.v.t.
  1. luisterde op
  2. luisterde op
  3. luisterde op
  4. luisterden op
  5. luisterden op
  6. luisterden op
v.t.t.
  1. heb opgeluisterd
  2. hebt opgeluisterd
  3. heeft opgeluisterd
  4. hebben opgeluisterd
  5. hebben opgeluisterd
  6. hebben opgeluisterd
v.v.t.
  1. had opgeluisterd
  2. had opgeluisterd
  3. had opgeluisterd
  4. hadden opgeluisterd
  5. hadden opgeluisterd
  6. hadden opgeluisterd
o.t.t.t.
  1. zal opluisteren
  2. zult opluisteren
  3. zal opluisteren
  4. zullen opluisteren
  5. zullen opluisteren
  6. zullen opluisteren
o.v.t.t.
  1. zou opluisteren
  2. zou opluisteren
  3. zou opluisteren
  4. zouden opluisteren
  5. zouden opluisteren
  6. zouden opluisteren
diversen
  1. luister op!
  2. luistert op!
  3. opgeluisterd
  4. opluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opluisteren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. opluisteren (versieren; tooien)
    prydning

Vertaal Matrix voor opluisteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prydning opluisteren; tooien; versieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förläna behag åt opluisteren
pryda opluisteren aankleden; afwerken; decoreren; een ereteken geven; garneren; onderscheiden; opmaken; opsmukken; schotels garneren; sieren; tot eer strekken; versieren; versieringen aanbrengen
smycka opluisteren aankleden; decoreren; kleden; uitmonsteren; versieren; versieringen aanbrengen; zich kleden; zich tooien