Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tegoed doen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tegoed doen (Nederlands) in het Zweeds

tegoed doen:

tegoed doen werkwoord (doe tegoed, doet tegoed, deed tegoed, deden tegoed, tegoed gedaan)

  1. tegoed doen (laven; lenigen; lessen)
    äta; festa på; nära; sluka; äta upp; vederkvicka
    • äta werkwoord (äter, åt, ätit)
    • festa på werkwoord (festar på, festade på, festat på)
    • nära werkwoord (närar, närade, närat)
    • sluka werkwoord (slukar, slukade, slukat)
    • äta upp werkwoord (äter upp, åt upp, ätit upp)
    • vederkvicka werkwoord (vederkvickar, vederkvickade, vederkvickat)
  2. tegoed doen (verorberen; consumeren; vreten; )
    förbruka; konsumera
    • förbruka werkwoord (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • konsumera werkwoord (konsumerar, konsumerade, konsumerat)

Conjugations for tegoed doen:

o.t.t.
  1. doe tegoed
  2. doet tegoed
  3. doet tegoed
  4. doen tegoed
  5. doen tegoed
  6. doen tegoed
o.v.t.
  1. deed tegoed
  2. deed tegoed
  3. deed tegoed
  4. deden tegoed
  5. deden tegoed
  6. deden tegoed
v.t.t.
  1. heb tegoed gedaan
  2. hebt tegoed gedaan
  3. heeft tegoed gedaan
  4. hebben tegoed gedaan
  5. hebben tegoed gedaan
  6. hebben tegoed gedaan
v.v.t.
  1. had tegoed gedaan
  2. had tegoed gedaan
  3. had tegoed gedaan
  4. hadden tegoed gedaan
  5. hadden tegoed gedaan
  6. hadden tegoed gedaan
o.t.t.t.
  1. zal tegoed doen
  2. zult tegoed doen
  3. zal tegoed doen
  4. zullen tegoed doen
  5. zullen tegoed doen
  6. zullen tegoed doen
o.v.t.t.
  1. zou tegoed doen
  2. zou tegoed doen
  3. zou tegoed doen
  4. zouden tegoed doen
  5. zouden tegoed doen
  6. zouden tegoed doen
en verder
  1. ben tegoed gedaan
  2. bent tegoed gedaan
  3. is tegoed gedaan
  4. zijn tegoed gedaan
  5. zijn tegoed gedaan
  6. zijn tegoed gedaan
diversen
  1. doe tegoed!
  2. doet tegoed!
  3. tegoed gedaan
  4. tegoed doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tegoed doen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
festa på laven; lenigen; lessen; tegoed doen doorfuiven
förbruka bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen doorjagen; opmaken; verbruiken; verdoen; verspillen; wegslijten
konsumera bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; gebruiken; opeten; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren; vreten
nära laven; lenigen; lessen; tegoed doen eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voedsel geven; voeren
sluka laven; lenigen; lessen; tegoed doen bikken; brassen; eten; naar binnen werken; oppeuzelen; opvreten; schransen; slempen; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
vederkvicka laven; lenigen; lessen; tegoed doen
äta laven; lenigen; lessen; tegoed doen eten; leegeten; lunchen; opeten; opvreten; schaften; vreten
äta upp laven; lenigen; lessen; tegoed doen leegeten; opeten; opvreten; vreten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nära bijkans; rakelings; ternauwernood

Verwante vertalingen van tegoed doen