Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verbanden:
  2. verbannen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verbanden (Nederlands) in het Zweeds

verbanden:

verbanden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de verbanden (zinsverbanden; samenhangen; contexten)
    sammanhang; kontexter
  2. de verbanden (zwachtels)
    bandage
    • bandage [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor verbanden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bandage verbanden; zwachtels banddoek; draagband; draagverband; mitella; verband; verbandmateriaal; windsel; zwachteling
kontexter contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden contexten; tekstverbanden
sammanhang contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden cohesie; connectie; context; contexten; link; omstandigheden; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; tekstverbanden; verband; zinsverband

verbannen:

verbannen werkwoord (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)

  1. verbannen (uitbannen; verdrijven; bannen; )
    utdriva; förbanna; utstöta; utesluta
    • utdriva werkwoord (utdrivar, utdrivade, utdrivat)
    • förbanna werkwoord (förbannar, förbannade, förbannat)
    • utstöta werkwoord (utstöter, utstötte, utstött)
    • utesluta werkwoord (uteslutar, uteslutade, uteslutat)

Conjugations for verbannen:

o.t.t.
  1. verban
  2. verbant
  3. verbant
  4. verbannen
  5. verbannen
  6. verbannen
o.v.t.
  1. verbande
  2. verbande
  3. verbande
  4. verbanden
  5. verbanden
  6. verbanden
v.t.t.
  1. heb verband
  2. hebt verband
  3. heeft verband
  4. hebben verband
  5. hebben verband
  6. hebben verband
v.v.t.
  1. had verband
  2. had verband
  3. had verband
  4. hadden verband
  5. hadden verband
  6. hadden verband
o.t.t.t.
  1. zal verbannen
  2. zult verbannen
  3. zal verbannen
  4. zullen verbannen
  5. zullen verbannen
  6. zullen verbannen
o.v.t.t.
  1. zou verbannen
  2. zou verbannen
  3. zou verbannen
  4. zouden verbannen
  5. zouden verbannen
  6. zouden verbannen
diversen
  1. verban!
  2. verbant!
  3. verband
  4. verbannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verbannen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbanna ban; kerkban
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbanna bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen ketteren; verdoemen; vervloeken; verwensen; vloeken
utdriva bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
utesluta bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen buitensluiten; schorsen; suspenderen; uitsluiten; uitzonderen; weglaten
utstöta bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Wiktionary: verbannen


Cross Translation:
FromToVia
verbannen förvisa abandon — to cast out
verbannen bannlysa; förvisa expatriate — banish
verbannen bannlysa bannircondamner une personne à sortir d’un pays, à être chasser ou transporter hors d’un territoire, avec défense d’y rentrer.