Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zomen:
  2. zoom:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zomen (Nederlands) in het Zweeds

zomen:

zomen werkwoord (zoom, zoomt, zoomde, zoomden, gezoomd)

  1. zomen
    kanta; fålla; förse med söm
    • kanta werkwoord (kantar, kantade, kantat)
    • fålla werkwoord (fållar, fållade, fållat)
    • förse med söm werkwoord (förser med söm, försåg med söm, försett med söm)

Conjugations for zomen:

o.t.t.
  1. zoom
  2. zoomt
  3. zoomt
  4. zomen
  5. zomen
  6. zomen
o.v.t.
  1. zoomde
  2. zoomde
  3. zoomde
  4. zoomden
  5. zoomden
  6. zoomden
v.t.t.
  1. heb gezoomd
  2. hebt gezoomd
  3. heeft gezoomd
  4. hebben gezoomd
  5. hebben gezoomd
  6. hebben gezoomd
v.v.t.
  1. had gezoomd
  2. had gezoomd
  3. had gezoomd
  4. hadden gezoomd
  5. hadden gezoomd
  6. hadden gezoomd
o.t.t.t.
  1. zal zomen
  2. zult zomen
  3. zal zomen
  4. zullen zomen
  5. zullen zomen
  6. zullen zomen
o.v.t.t.
  1. zou zomen
  2. zou zomen
  3. zou zomen
  4. zouden zomen
  5. zouden zomen
  6. zouden zomen
diversen
  1. zoom!
  2. zoomt!
  3. gezoomd
  4. zomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zomen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zomen
    fållar

Vertaal Matrix voor zomen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fålla dierenverblijfplaats; hok
fållar zomen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fålla zomen omzomen
förse med söm zomen
kanta zomen bijknippen; een beetje knippen; omboorden

Verwante woorden van "zomen":


zoom:

zoom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zoom (rand)
    sömm
    • sömm zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zoom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sömm rand; zoom

Verwante woorden van "zoom":

  • zomen, zoompje, zoompjes

Wiktionary: zoom


Cross Translation:
FromToVia
zoom söm seam — folded back and stitched piece of fabric