Duits

Uitgebreide synoniemen voor Bauer in het Duits

Bauer:

Bauer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bauer
    der Bauer; der Landwirt; der Agrarier
    • Bauer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Landwirt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Agrarier [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Bauer
    der Landwirt; der Bauer
    • Landwirt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bauer [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Bauer
    der Bauer; der Lump; der Flegel; der Dreckskerl; der Lümmel; der Tölpel; der Grobian; der ungehobelte Klotz; der Bauerntölpel; der ungeschliffene Kerl; der blöder Sack
  4. der Bauer
    der Schuft; der Dreckskerl; der Prolet; der Ekel; der ungehobelte Klotz; der Bauer; der Lump; der Flegel; der Tölpel; der Rülpser; der Grobian; der ungeschliffene Kerl; der elender Kerl

Bauer [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Bauer
    Bauer; Landwirt; Ackerbauer
    • Bauer [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Landwirt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Ackerbauer [das ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Bauer":