Duits

Uitgebreide synoniemen voor Prunk in het Duits

Prunk:

Prunk [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Prunk
    der Prunk; die Pracht
    • Prunk [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Prunk
    der Luxus; der Prunk; der Überfluß; die Pracht; die Stattlichkeit; die Fülle; der Glanz; die Herrlichkeit; der Reichtum; die Wonne; die Wollust; die Üppigkeit
    • Luxus [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Prunk [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überfluß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stattlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fülle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Glanz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Herrlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wonne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wollust [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Üppigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Prunk
    die Prahlerei; der Prunk; die Geckenhaftigkeit; die Geckerei

Alternatieve synoniemen voor "Prunk":