Duits

Uitgebreide synoniemen voor Schüssel in het Duits

Schüssel:

Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schüssel
    Faß; die Tonne; der Eimer; der Kübel; der Bottich; der Trog; die Wanne; die Schüssel
    • Faß [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Tonne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Eimer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kübel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bottich [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Trog [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wanne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Schüssel
    die Schale; der Behälter; der Napf; die Schüssel; Gefäß
    • Schale [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Behälter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Napf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefäß [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Schüssel
    die Schale; die Schüssel; die Kaserole; der Stollen; Gefäß
    • Schale [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kaserole [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stollen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefäß [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Schüssel
    die Schale; Schüsselchen; Schälchen; die Schüssel
  5. die Schüssel
    der Karren; der Handwagen; die Karre; die Schüssel; Gefährt
    • Karren [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Handwagen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Karre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefährt [das ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Schüssel":