Duits

Uitgebreide synoniemen voor Spalt in het Duits

Spalt:

Spalt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spalt
    die Naht; die Fuge; die Schweißnaht; der Spalt
    • Naht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fuge [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schweißnaht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spalt [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Spalt
    der Spalt; der Falz; der Einschnitt; die Nute; der Schlitz; die Fuge; die Furche
    • Spalt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Falz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Einschnitt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Nute [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schlitz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fuge [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Furche [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Spalt
    der Spalt; der Abgrund; die Schlucht; die Spalte; die Felsspalte; der Felsspalt; die Felsenschlucht
  4. der Spalt
    der Spalt
    • Spalt [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Spalt
    der Riß; der Spalt; die Spalte
    • Riß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spalt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spalte [die ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Spalt":