Duits

Uitgebreide synoniemen voor Spitze in het Duits

Spitze:

Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Spitze
    die Spitze; der Berggipfel; der Gipfel
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Berggipfel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gipfel [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Spitze
    die Spitze; der Gipfel
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gipfel [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Spitze
    die Spitze; der Höhepunkt; der Gipfel
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Höhepunkt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gipfel [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Spitze
    die Spitze; der Gipfel; Höchsterreichbare
  5. die Spitze
    die Spitzenklöppelei; die Spitze; die Fransenborte; die Spitzenarbeit; die Spitzenkante
  6. die Spitze
    der Höhepunkt; die Spitze
  7. die Spitze
    die Oberseite; die Spitze
    • Oberseite [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
  8. die Spitze
    der Vorsprung; die Ausladung; die Spitze; der Knochenvorsatz
  9. die Spitze
    die Spitze
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
  10. die Spitze
    die Vorderseite; der Giebel; die Fassade; der Vordere Giebel; die Spitze; die Front; der Vorderrand; Gesicht; vordere Ende
  11. die Spitze
    die Krone; der Wipfel; die Spitze; der Kamm; Haupt
    • Krone [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wipfel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kamm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Haupt [das ~] zelfstandig naamwoord
  12. die Spitze
    die Spitze; Posament; die Spitzenarbeit; die Fransenborte
  13. die Spitze
    der Gipfel; die Spitze; der Höhepunkt; der Zenit; der höchster Punkt
  14. die Spitze
    die Spitze; die Krone; die Tonsur
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krone [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Tonsur [die ~] zelfstandig naamwoord
  15. die Spitze
    die Turmspitze; die Spitze
  16. die Spitze
    die Fransenborte; die Franse; die Spitze
  17. die Spitze
    der Vorsprung; die Führung; die Spitze
    • Vorsprung [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Führung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
  18. die Spitze
    die Leitung; die Führung; Vorausgehen; die Anführung; Vorgehen; die Spitze

Alternatieve synoniemen voor "Spitze":


Verwante synoniemen voor Spitze