Overzicht
Duits Synoniemen: Meer gegevens...
-
geschult:
- gelehrt; geschult; gebildet; qualifiziert; erfahren; routiniert; geübt; gewandt; bewandert; studiert; hochgelehrt; hochgebildet; klug; belesen; literarisch gebildet; wissenschaftlich gebildet; kundig; fachmännisch; tüchtig; sachverständig; fähig; geschickt; schlau; scharfsinnig; gescheit; geistreich; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig
Duits
Uitgebreide synoniemen voor geschult in het Duits
geschult:
-
geschult
-
geschult
qualifiziert; geschult; erfahren; routiniert-
qualifiziert bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
erfahren bijvoeglijk naamwoord
-
routiniert bijvoeglijk naamwoord
-
-
geschult
erfahren; qualifiziert; geübt; gewandt; geschult; routiniert; bewandert-
erfahren bijvoeglijk naamwoord
-
qualifiziert bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
routiniert bijvoeglijk naamwoord
-
bewandert bijvoeglijk naamwoord
-
-
geschult
studiert; gelehrt; hochgelehrt; hochgebildet; klug; geschult; belesen; literarisch gebildet; wissenschaftlich gebildet-
studiert bijvoeglijk naamwoord
-
gelehrt bijvoeglijk naamwoord
-
hochgelehrt bijvoeglijk naamwoord
-
hochgebildet bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
belesen bijvoeglijk naamwoord
-
literarisch gebildet bijvoeglijk naamwoord
-
wissenschaftlich gebildet bijvoeglijk naamwoord
-
-
geschult
geübt; erfahren; kundig; geschult; fachmännisch; bewandert; tüchtig; sachverständig-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
erfahren bijvoeglijk naamwoord
-
kundig bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
fachmännisch bijvoeglijk naamwoord
-
bewandert bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
-
geschult
-
geschult
kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; geistreich; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig-
kundig bijvoeglijk naamwoord
-
fähig bijvoeglijk naamwoord
-
fachmännisch bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
geistreich bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
handlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
gekonnt bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelernt bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsichtig bijvoeglijk naamwoord
-