Home ->Woordenboeken ->Duits/Duits ->Vertaal verflechten

Synoniemen voor "verflechten" in het Duits

Overzicht
Duits Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. verflechten:

Duits

Uitgebreide synoniemen voor verflechten in het Duits

verflechten:

verflechten werkwoord (verflechte, verflichtst, verflicht, verlfocht, verflochtet, verflochten)

  1. verflechten
    verflechten; verweben; einflechten; einweben; zusammenflechten
    • verflechten werkwoord (verflechte, verflichtst, verflicht, verlfocht, verflochtet, verflochten)
    • verweben werkwoord (verwebe, verwebst, verwebt, verwebte, verwebtet, verwoben)
    • einflechten werkwoord (flechte ein, flichst ein, flicht ein, flocht ein, flochtet ein, eingeflochten)
    • einweben werkwoord (webe ein, webst ein, webt ein, webte ein, webtet ein, eingewebt)
    • zusammenflechten werkwoord (flechte zusammen, flichst zusammen, flicht zusammen, flocht zusammen, flochtet zusammen, zusammenflochten)
  2. verflechten
    verschlingen; verflechten; flechten; verketten; verweben; einflechten; einweben; zusammenflechten
    • verschlingen werkwoord (verschlinge, verslingst, verslingt, verschlang, verschlangt, verschlungen)
    • verflechten werkwoord (verflechte, verflichtst, verflicht, verlfocht, verflochtet, verflochten)
    • flechten werkwoord (flechte, flechtest, flechtet, flocht, flochtet, geflochten)
    • verketten werkwoord (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)
    • verweben werkwoord (verwebe, verwebst, verwebt, verwebte, verwebtet, verwoben)
    • einflechten werkwoord (flechte ein, flichst ein, flicht ein, flocht ein, flochtet ein, eingeflochten)
    • einweben werkwoord (webe ein, webst ein, webt ein, webte ein, webtet ein, eingewebt)
    • zusammenflechten werkwoord (flechte zusammen, flichst zusammen, flicht zusammen, flocht zusammen, flochtet zusammen, zusammenflochten)
  3. verflechten
    flechten; verflechten; verweben
    • flechten werkwoord (flechte, flechtest, flechtet, flocht, flochtet, geflochten)
    • verflechten werkwoord (verflechte, verflichtst, verflicht, verlfocht, verflochtet, verflochten)
    • verweben werkwoord (verwebe, verwebst, verwebt, verwebte, verwebtet, verwoben)

Conjugations for verflechten:

Präsens
  1. verflechte
  2. verflichtst
  3. verflicht
  4. verflechten
  5. verflechtet
  6. verflechten
Imperfekt
  1. verflocht
  2. verflochtest
  3. verlfocht
  4. verflochten
  5. verflochtet
  6. verflochten
Perfekt
  1. habe verflochten
  2. hast verflochten
  3. hat verflochten
  4. haben verflochten
  5. habt verflochten
  6. haben verflochten
1. Konjunktiv [1]
  1. verflechte
  2. verflechtest
  3. verflechte
  4. verflechten
  5. verflechtet
  6. verflechten
2. Konjunktiv
  1. verflöchte
  2. verflöchtest
  3. verflöchte
  4. verflöchten
  5. verflöchtet
  6. verflöchten
Futur 1
  1. werde verflechten
  2. wirst verflechten
  3. wird verflechten
  4. werden verflechten
  5. werdet verflechten
  6. werden verflechten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verflechten
  2. würdest verflechten
  3. würde verflechten
  4. würden verflechten
  5. würdet verflechten
  6. würden verflechten
Diverses
  1. verflicht!
  2. verflechtt!
  3. verflechten Sie!
  5. verflochten
  6. verflechtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Alternatieve synoniemen voor "verflechten":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0148 seconde
Page rendered in 1.0 seconds