Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Absperrung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Absperrung (Duits) in het Engels

Absperrung:

Absperrung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Absperrung (Schranke; Schlagbaum; Sperrbaum; Sperre; Sperrung)
    the barrier
    • barrier [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Absperrung (Sperre; Wegsperre; Straßensperre)
    the blockade; the barricade; the roadblock

Vertaal Matrix voor Absperrung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barricade Absperrung; Sperre; Straßensperre; Wegsperre Barrikade; Sperre; Sperrung; Versperrung
barrier Absperrung; Schlagbaum; Schranke; Sperrbaum; Sperre; Sperrung Abdichten; Abdichtung; Abschliessen; Abschluß; Barrikade; Behinderung; Dichten; Hemmnis; Hindernis; Hürde; Klippe; Schliessen; Sperre; Sperrung; Straßensperre; Verschluß; Versperrung
blockade Absperrung; Sperre; Straßensperre; Wegsperre Blokkade; Sperre; Sperrung; Straßensperre
roadblock Absperrung; Sperre; Straßensperre; Wegsperre Barrikade; Blokkade; Sperre; Sperrung; Straßensperre; Versperrung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barricade blockieren; verbarrikadieren; verrammeln; versperren; verstellen

Synoniemen voor "Absperrung":


Wiktionary: Absperrung

Absperrung
noun
  1. Something that blocks or obstructs a road

Computer vertaling door derden: