Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Arbeitstag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Arbeitstag (Duits) in het Engels

Arbeitstag:

Arbeitstag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Arbeitstag (Wochentag; Werktag)
    the workday; the working day; the weekday
  2. der Arbeitstag
    the man-day
    • man-day [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Arbeitstag
    the workday
    – A span of time that constitutes one shift. The workday includes hours worked, as well as interruptions in work, such as meals or break time. 1
    • workday [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Arbeitstag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
man-day Arbeitstag
weekday Arbeitstag; Werktag; Wochentag Werktag
workday Arbeitstag; Werktag; Wochentag
working day Arbeitstag; Werktag; Wochentag

Synoniemen voor "Arbeitstag":


Wiktionary: Arbeitstag

Arbeitstag
noun
  1. Tag, an dem man arbeiten (zur Arbeit geht)
Arbeitstag
noun
  1. day of a week in which work is done

Cross Translation:
FromToVia
Arbeitstag weekday; workday jour de la semaine — Jour autre que le weekend
Arbeitstag workday; working day; business day; weekday jour ouvré — Jour travaillé dans une entreprise. On considère couramment que la semaine contient cinq jours ouvrés, du lundi au vendredi. Le samedi est un jour ouvrable et non ouvré.