Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausbrechen (Duits) in het Engels

Ausbrechen:

Ausbrechen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ausbrechen (Ausfall; Ausbruch; Schrumpfung)
    the falling-out; the outburst; the eruption; the emotionale outburst; the explosion

Vertaal Matrix voor Ausbrechen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
emotionale outburst Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung
eruption Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung Eruption
explosion Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung Auflösung; Ausbruch; Ausladung; Explosion; Knall; Schuß; plötzlliche Enladung
falling-out Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung
outburst Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung

Verwante vertalingen van Ausbrechen