Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Flüchtling:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Flüchtling (Duits) in het Engels

Flüchtling:

Flüchtling [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Flüchtling (Asylbewerber)
    the asylum seeker; the refugee; the exile
  2. der Flüchtling (Asylbewerber)
    the exile; the refugee
    • exile [the ~] zelfstandig naamwoord
    • refugee [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Flüchtling (Flüchtlinge)
    the refugee
    • refugee [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Flüchtling (Verbannte; Heimatlose)
    the exile
    • exile [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Flüchtling (Staatenlose; Heimatlose; Heimatvertriebene)
    the stateless person

Vertaal Matrix voor Flüchtling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asylum seeker Asylbewerber; Flüchtling
exile Asylbewerber; Flüchtling; Heimatlose; Verbannte
refugee Asylbewerber; Flüchtling; Flüchtlinge Ausreißer; Deserteur; Fahnenflüchtiger
stateless person Flüchtling; Heimatlose; Heimatvertriebene; Staatenlose Staatenloser
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exile ausstossen; verbannen

Synoniemen voor "Flüchtling":


Wiktionary: Flüchtling

Flüchtling
noun
  1. Person, die ihre Heimat verlässt, um vor einer Gefahr zu fliehen
Flüchtling
noun
  1. a person who is fleeing or escaping from something
  2. person seeking political asylum
  3. person seeking economic asylum
  4. person seeking refuge from natural disaster
  5. person granted formal asylum

Cross Translation:
FromToVia
Flüchtling fugitive fugitif — (term, Substantivement) personne en fuite.
Flüchtling refugee réfugiépersonne qui a quitter son pays ou sa région pour fuir un danger.

Computer vertaling door derden: