Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Glühen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Glühen (Duits) in het Engels

Glühen:

Glühen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Glühen
    the glow; the incandescence
  2. Glühen (Dämmerung; Zwielicht; Finsternis; )
    the twilight; the gloam; the dusk; the dim; the semidarkness
    • twilight [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gloam [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dusk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • semidarkness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Glühen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
dusk Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht Abenddämmerung; Dämmerung
gloam Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
glow Glühen Glut; Glänzen; Leuchteffekt; Leuchten; Schein; Schein nach außen; Schimmer
incandescence Glühen
semidarkness Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
twilight Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht Abenddämmerung; Dämmerung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim abblenden; beschmutzen
glow erröten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim ausgebleicht; diesig; dunkel; dunstig; dämmerig; fahl; falb; farblos; finster; flau; geschmacklos; glanzlos; matt; neblig; ohne Salz; schal; schattenhaft; schimmerhaft; schwach; trüb; trübe; unbestimmt; vage; verschlissen; verschossen; verschwommen; welk

Wiktionary: Glühen

Glühen
noun
  1. the state of a glowing object
  2. act of heating solid metal or glass

Computer vertaling door derden: