Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Hausbesetzer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hausbesetzer (Duits) in het Engels

Hausbesetzer:

Hausbesetzer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hausbesetzer (Besetzer)
    the squatting; the robbery; the burglary; the theft; the break-in
    • squatting [the ~] zelfstandig naamwoord
    • robbery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • burglary [the ~] zelfstandig naamwoord
    • theft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • break-in [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Hausbesetzer (Knacker)
    the squatter
    – someone who settles on land without right or title 1
    • squatter [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hausbesetzer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
break-in Besetzer; Hausbesetzer Einbruch
burglary Besetzer; Hausbesetzer Einbruch
robbery Besetzer; Hausbesetzer Diebstahl; Entfremdung; Plünderung; Raub; Unterschlagung; Veruntreuung
squatter Hausbesetzer; Knacker Ansiedler; Ansiedlerin; Kolonist
squatting Besetzer; Hausbesetzer
theft Besetzer; Hausbesetzer Diebstahl; Entfremdung; Unterschlagung; Veruntreuung

Wiktionary: Hausbesetzer

Hausbesetzer
noun
  1. Person, die in (unrechtmäßig) einem leer stehenden Haus wohnt und dies besetzt hält, ohne deren Eigentümer zu sein oder Miete zu bezahlen
Hausbesetzer
noun
  1. one occupying a place without permission

Cross Translation:
FromToVia
Hausbesetzer squatter kraker — illegale bewoner