Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Initiative:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Initiative (Duits) in het Engels

Initiative:

Initiative [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Initiative (Anstoß; Anreiz)
    the initiative; the start
    • initiative [the ~] zelfstandig naamwoord
    • start [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Initiative:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
initiative Anreiz; Anstoß; Initiative
start Anreiz; Anstoß; Initiative Anfang; Anfangen; Beginn; Einleitung; Eröffnung; Start
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
start abfahren; abheben; abreisen; akzelerieren; anfangen; angehen; anheben; anlaufen; anschalten; ansteigen; antreten; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufnehmen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; ausschiffen; beginnen; beim publikum einführen; davontragen; einführen; einleiten; einläuten; einschalten; einschnauben; einschnupfen; einsetzen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; fortfahren; fortreisen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hereinführen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hinführen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; lancieren; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; verwirken; vorstellen; wallen; wegfahren; wegreisen

Synoniemen voor "Initiative":


Wiktionary: Initiative

Initiative
noun
  1. Anstoß zu einer Handlung oder der erste Schritt zu eben dieser Handlung
Initiative
noun
  1. the ability to act first or on one's own
  2. a new development; a fresh approach to something; a new way of dealing with a problem
  3. a beginning; a first move

Cross Translation:
FromToVia
Initiative introduction; start; innovativeness initiativeaction de proposer ou faire le premier quelque chose.

Computer vertaling door derden: