Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kauz (Duits) in het Engels

Kauz:

Kauz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kauz (Narr; Verrückte)
    the buffoon; the prig; the coxcomb; the jackanapes; the merry Andrew; the jack pudding; the dandy; the fop; the clown
    • buffoon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • prig [the ~] zelfstandig naamwoord
    • coxcomb [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jackanapes [the ~] zelfstandig naamwoord
    • merry Andrew [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jack pudding [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dandy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clown [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Kauz (Vogel)
    the fellow; the guy; the chap; the lad
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lad [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Kauz
    the owl
    • owl [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Kauz (Steineule; Steinkauz)
    the church owl

Vertaal Matrix voor Kauz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buffoon Kauz; Narr; Verrückte Clown; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Possenmacher; Schalk; Schwachsinnige; Verrückte; Wahnsinnige
chap Kauz; Vogel Bruder; Bursche; Geselle; Herr; Kerl; Kerlchen; Mann; Subjekt; Typ
church owl Kauz; Steineule; Steinkauz
clown Kauz; Narr; Verrückte Clown; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Komiker; Possenmacher; Schalk; Schelm; Scherzbold; Schwachsinnige; Spaßvogel; Verrückte; Wahnsinnige; Witzbold
coxcomb Kauz; Narr; Verrückte
dandy Kauz; Narr; Verrückte Dandy; Geck; Jolle; Kerl; Salonlöwe; Segelboot; Stutzer
fellow Kauz; Vogel Amstsschwester; Amtsbruder; Amtsbrüder; Amtsgenosse; Amtsgenossin; Bruder; Bursche; Fachgenosse; Freund; Freundin; Gefährte; Gefährtin; Genosse; Genossin; Geselle; Herr; Kamerad; Kameradin; Kerl; Kerlchen; Kollege; Kollegin; Kompagnon; Kumpel; Macker; Mann; Mitinhaber; Subjekt; Teihaber; Typ; Vertraute
fop Kauz; Narr; Verrückte Dandy; Geck; Kerl; Salonlöwe; Stutzer
guy Kauz; Vogel Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Herr; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Straßenjunge; Subjekt; Taugenichts
jack pudding Kauz; Narr; Verrückte
jackanapes Kauz; Narr; Verrückte Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Schurke; Straßenjunge; Taugenichts
lad Kauz; Vogel Bengel; Bube; Bursche; Flegel; Frechdachs; Gauner; Junker; Jüngling; Kerl; Kerlchen; Knirps; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Mann; Racker; Rüpel; Schelm; Straßenjunge; Taugenichts; Typ; jungeMann
merry Andrew Kauz; Narr; Verrückte
owl Kauz Eule
prig Kauz; Narr; Verrückte

Synoniemen voor "Kauz":


Wiktionary: Kauz

Kauz
noun
  1. eigenartiger (aber nicht unsympathischer) Mensch
  2. Zoologie, Ornithologie: Vertreter einiger Eulengattungen
Kauz
noun
  1. slang: strange person