Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Lebenspartner:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Lebenspartner (Duits) in het Engels

Lebenspartner:

Lebenspartner [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Lebenspartner (Ehegatte; Mann; Partner; Gemahl; Gatte)
    the husband; the spouse; the partner; the life companion; the companion

Vertaal Matrix voor Lebenspartner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
companion Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner Begleiter; Begleiterin; Freund; Freundin; Führerin; Gefährte; Gefährtin; Genosse; Genossin; Geselle; Gesellin; Kamerad; Kameradin; Kompagnon; Kumpel; Macker; Mitinhaber; Nachschlagewerk; Teihaber; Vertraute; Wegweiser
husband Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib
life companion Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner Ehehälfte; Ehepartner; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Lebensgefährte; Lebensgefährtin; Mann; Partner; Weib
partner Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner Begleiter; Firmeninhaber; Frau; Freund; Gatte; Gattin; Gefährte; Gemahl; Gemahlin; Genosse; Geselle; Gesellin; Gesellschafter; Kamerad; Kompagnon; Komplize; Kumpel; Macker; Mann; Mitinhaber; Mitkämpfer; Partner; Sozius; Spielkamerad; Teihaber; Teilhaber; Weib
spouse Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner Ehehälfte; Ehepartner; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Lebensgefährte; Lebensgefährtin; Mann; Partner; Weib

Synoniemen voor "Lebenspartner":


Computer vertaling door derden: