Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Monatslohn:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Monatslohn (Duits) in het Engels

Monatslohn:

Monatslohn [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Monatslohn (Gehalt; Einkommen; Lohn; )
    the salary; the wage; the pay
    • salary [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pay [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Monatslohn (Gehalt; Einkommen; Lohn; )
    the salary; the wage; the income; the pay
    • salary [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • income [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pay [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Monatslohn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
income Besoldung; Einkommen; Einkünfte; Erwerbseinkünfte; Gehalt; Lohn; Monatslohn; Verdienst Arbeitslohn; Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Bezüge; Einkommen; Einkünfte; Gehalt; Kostenerstattung; Lohn; Verdienste
pay Besoldung; Einkommen; Einkünfte; Erwerbseinkünfte; Gehalt; Lohn; Monatslohn; Verdienst Arbeitslohn; Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Einkommen; Gehalt; Lohn; Lohn und Gehalt; Lohntüte; Verdienst
salary Besoldung; Einkommen; Einkünfte; Erwerbseinkünfte; Gehalt; Lohn; Monatslohn; Verdienst Arbeitslohn; Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Bezüge; Einkommen; Einkünfte; Gehalt; Kostenerstattung; Lohn; Verdienst; Verdienste
wage Besoldung; Einkommen; Einkünfte; Erwerbseinkünfte; Gehalt; Lohn; Monatslohn; Verdienst Arbeitslohn; Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Einkommen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pay Die Kosten für etwas tragen; abrechnen; aufwenden; ausbezahlen; ausgeben; ausgleichen; auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; in die Kosten teilen; lohnen; schlichten; spendieren; tilgen; vergüten; verrechnen; zahlen

Synoniemen voor "Monatslohn":


Computer vertaling door derden: