Duits

Uitgebreide vertaling voor Notwehr (Duits) in het Engels

Notwehr:

Notwehr [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Notwehr (Unwetter)
    the beastly weather; the heavy weather; the storm; the filthy weather; the foul weather
  2. die Notwehr
    the self-defence

Vertaal Matrix voor Notwehr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beastly weather Notwehr; Unwetter Sauwetter
filthy weather Notwehr; Unwetter Hundewetter; Sauwetter
foul weather Notwehr; Unwetter
heavy weather Notwehr; Unwetter
self-defence Notwehr Selbstverteidigung
storm Notwehr; Unwetter Sturmwind; Wind
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
storm anfallen; angreifen; anstürmen; ausfahren; belagern; bestürmen; brüllen; donnern; eilen; fluchen; hasten; hetzen; jagen; keifen; rasen; schelten; schimpfen; stürmen; toben; tosen; wetzen; wüten

Synoniemen voor "Notwehr":


Computer vertaling door derden: