Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Unzureichendheit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Unzureichendheit (Duits) in het Engels

Unzureichendheit:

Unzureichendheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Unzureichendheit (Unzulänglichkeit)
    the shortfall; the insufficiency; the deficiency; the lack; the shortcoming

Vertaal Matrix voor Unzureichendheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deficiency Unzulänglichkeit; Unzureichendheit Defekt; Defizit; Ermangelung; Gebrechen; Hinfälligkeit; Kassendefizit; Mangel; Schwäche
insufficiency Unzulänglichkeit; Unzureichendheit Defizit
lack Unzulänglichkeit; Unzureichendheit Armut; Defekt; Defizit; Elend; Ermangelung; Gebrechen; Mangel; Not; Schwäche
shortcoming Unzulänglichkeit; Unzureichendheit Defizit; Mangel; Schwäche; Unvollkommenheit
shortfall Unzulänglichkeit; Unzureichendheit Defizit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lack abwesend sein; entbehren; fehlen; vermissen; versäumen

Computer vertaling door derden: