Duits
Uitgebreide vertaling voor unpäßlich (Duits) in het Engels
unpäßlich:
-
unpäßlich (elend; erbärmlich; schlecht; miserabel)
-
unpäßlich (menstruierend; unpässlich; übel; kränklich; unwohl)
menstruating; having one's period-
menstruating bijvoeglijk naamwoord
-
having one's period bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor unpäßlich:
Computer vertaling door derden: