Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Zeuge

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Zeuge

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Zeuge:
  2. zeugen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zeuge (Duits) in het Engels

Zeuge:

Zeuge [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zeuge
    the witness
    • witness [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Zeuge (Umstehender; Zuschauer)
    the witness; the spectator; the bystander

Vertaal Matrix voor Zeuge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bystander Umstehender; Zeuge; Zuschauer Assistent; Aushilfe; Gehilfe; Gehilfin; Geselle; Helfer; Hilfe; Mitarbeiter; Sekundant
spectator Umstehender; Zeuge; Zuschauer Beobachter; Publikumsmitglied; Zuschauer; Zuschauer im Publikum
witness Umstehender; Zeuge; Zuschauer Hauptzeuge; Kronzeuge
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
witness anwesend sein; aufsteigen; beiwohnen; bemerken; beobachten; entdecken; erscheinen; feststellen; mitmachen; sehen; steigen; vorzeigen; wahrnehmen; zeigen; zeugen von

Synoniemen voor "Zeuge":


Wiktionary: Zeuge

Zeuge
noun
  1. eine Person, die etwas bestimmtes sehen oder auf andere Art wahrgenommen hat und dies auch bestätigen kann/könnte
Zeuge
noun
  1. one who has a personal knowledge of something
  2. someone called to give evidence in a court
Cross Translation:
FromToVia
• Zeuge → witness ↔ getuige — iemand die een gebeurtenis heeft meegemaak of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
• Zeuge → witness ↔ témoin — Celui qui certifier, qui peut certifier une chose qu’il voir ou entendre.

zeugen:

zeugen werkwoord (zeuge, zeugst, zeugt, zeugte, zeugtet, gezeugt)

  1. zeugen (herstellen; produzieren; machen; )
    to manufacture; to produce; to fabricate; to construct; to make
    • manufacture werkwoord (manufactures, manufactured, manufacturing)
    • produce werkwoord (produces, produced, producing)
    • fabricate werkwoord (fabricates, fabricated, fabricating)
    • construct werkwoord (constructs, constructed, constructing)
    • make werkwoord (makes, made, making)
  2. zeugen (züchten; erzeugen; kultivieren; )
    to cultivate; to breed; to clone
    • cultivate werkwoord (cultivates, cultivated, cultivating)
    • breed werkwoord (breeds, bred, breeding)
    • clone werkwoord (clones, cloned, cloning)

Conjugations for zeugen:

Präsens
  1. zeuge
  2. zeugst
  3. zeugt
  4. zeugen
  5. zeugt
  6. zeugen
Imperfekt
  1. zeugte
  2. zeugtest
  3. zeugte
  4. zeugten
  5. zeugtet
  6. zeugten
Perfekt
  1. habe gezeugt
  2. hast gezeugt
  3. hat gezeugt
  4. haben gezeugt
  5. habt gezeugt
  6. haben gezeugt
1. Konjunktiv [1]
  1. zeuge
  2. zeugest
  3. zeuge
  4. zeugen
  5. zeuget
  6. zeugen
2. Konjunktiv
  1. zeugte
  2. zeugtest
  3. zeugte
  4. zeugten
  5. zeugtet
  6. zeugten
Futur 1
  1. werde zeugen
  2. wirst zeugen
  3. wird zeugen
  4. werden zeugen
  5. werdet zeugen
  6. werden zeugen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zeugen
  2. würdest zeugen
  3. würde zeugen
  4. würden zeugen
  5. würdet zeugen
  6. würden zeugen
Diverses
  1. zeug!
  2. zeugt!
  3. zeugen Sie!
  5. gezeugt
  6. zeugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zeugen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clone Klon
make Anfertigung; Herstellung; Machwerk
manufacture Anfertigung; Erzeugnis; Erzeugung; Fabrikat; Fabrikation; Fertigung; Herstellung; Machwerk; Produkt; Verfertigung
produce Artikel; Handelsware; Kaufware
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
breed anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten fortpflanzen; hervorbringen; ziehen; züchten
clone anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten klonen
construct anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen anfertigen; anlegen; aufbauen; aufstellen; bauen; bilden; einrichten; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; errichten; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; installieren; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen
cultivate anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten fortpflanzen; hervorbringen; kultivieren; ziehen; zivilisieren; züchten
fabricate anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen beschwindeln; das Bauland erschließen; erdichten; erfinden; ersinnen; fabulieren; lügen; schwindeln
make anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; flattern; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tauschen; tun; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern
manufacture anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen
produce anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen abwerfen; einbringen; eintragen; ergeben; erzeugen; gewinnen; herbeiführen; hervor holen; hervor ziehen; hinkriegen; schaffen; verursachen; vorzeigen

Synoniemen voor "zeugen":


Wiktionary: zeugen

zeugen
verb
  1. to sire
  2. to procreate
  3. to beget
Cross Translation:
FromToVia
• zeugen → testify ↔ getuigen — een veelal beëdigde verklaring afleggen ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
• zeugen → attest; bear witness; testify; certify; witness; vouch ↔ attester — certifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
• zeugen → prove; demonstrate; show; attest; bear witness; testify; certify; witness; vouch ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante.
• zeugen → witness; attest; testify; certify; vouch ↔ témoigner — porter témoignage, servir de témoin.

Verwante vertalingen van Zeuge







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1078 seconde
Page rendered in 1.0 seconds