Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Aufrichtigkeit

la sinceridad; la honestidad; la cordialidad; la fidelidad; la candidez; la apertura; la abertura; el candor; la honradez

• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• candidez [la ~] zelfstandig naamwoord
• apertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• abertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• candor [el ~] zelfstandig naamwoord
• honradez [la ~] zelfstandig naamwoord

la integridad; la fidelidad; la lealtad; la sinceridad; la honestidad; la rectitud; la inarrugabilidad

• integridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• lealtad [la ~] zelfstandig naamwoord
• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• rectitud [la ~] zelfstandig naamwoord
• inarrugabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord

el candor; la franqueza; la apertura; la abertura; la transparencia; la oportunidad; la distinción; el orden; la limpieza; la fidelidad; la lealtad; la conveniencia; la sinceridad; la veracidad; la integridad; la honestidad; la cordialidad; la honradez; la ingenuidad; el primor; la redondez; la decencia; la elegancia; la desenvoltura; la imparcialidad; la pulcritud; el buenos modales; la exquisitez; la candidez; la objetividad; el buen humor; la respetabilidad; la honorabilidad; la jovialidad; la alegría apacible; el sistematismo; el genio festivo; la buenas costumbres

• candor [el ~] zelfstandig naamwoord
• franqueza [la ~] zelfstandig naamwoord
• apertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• abertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• transparencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• oportunidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• distinción [la ~] zelfstandig naamwoord
• orden [el ~] zelfstandig naamwoord
• limpieza [la ~] zelfstandig naamwoord
• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• lealtad [la ~] zelfstandig naamwoord
• conveniencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• veracidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• integridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honradez [la ~] zelfstandig naamwoord
• ingenuidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• primor [el ~] zelfstandig naamwoord
• redondez [la ~] zelfstandig naamwoord
• decencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• elegancia [la ~] zelfstandig naamwoord
• desenvoltura [la ~] zelfstandig naamwoord
• imparcialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• pulcritud [la ~] zelfstandig naamwoord
• buenos modales [el ~] zelfstandig naamwoord
• exquisitez [la ~] zelfstandig naamwoord
• candidez [la ~] zelfstandig naamwoord
• objetividad [la ~] zelfstandig naamwoord
• buen humor [el ~] zelfstandig naamwoord
• respetabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honorabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• jovialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• alegría apacible [la ~] zelfstandig naamwoord
• sistematismo [el ~] zelfstandig naamwoord
• genio festivo [el ~] zelfstandig naamwoord
• buenas costumbres [la ~] zelfstandig naamwoord

la rectitud; la fidelidad; la lealtad; la sinceridad; la integridad; la honestidad; la honradez; la inarrugabilidad

• rectitud [la ~] zelfstandig naamwoord
• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• lealtad [la ~] zelfstandig naamwoord
• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• integridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honradez [la ~] zelfstandig naamwoord
• inarrugabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la franqueza; la candidez

• franqueza [la ~] zelfstandig naamwoord
• candidez [la ~] zelfstandig naamwoord

la fidelidad; la lealtad; la sinceridad; la integridad; la honestidad

• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• lealtad [la ~] zelfstandig naamwoord
• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• integridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord