Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Sachen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Sachen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Sachen:
  2. Wiktionary:
Spaans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sachar:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sachen (Duits) in het Spaans

Sachen:

Sachen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sachen (Dinge; Dinger; Zeug; )
    la cosas; el trabajos; la cositas; el productos; la mercancías; el chanchullos; el bienes; el chismes
  2. die Sachen (Gegenstand; Artikel; Ding; )
    la cosa; el artículo; el bien; el objeto
    • cosa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • artículo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bien [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sachen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artículo Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Abfassung; Artikel; Bedingung; Essay; Geschlechtswort; Grundmaterial; Grundstoff; Hauptwort; Klausel; Material; Passus; Rohstoff; Satz; Textabschnitt
bien Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Aktiva; Anlage; Bestand; Posten
bienes Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Besitz; Besitztum; Eigentum; Inventar; Landgut; Landsitz
chanchullos Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Gepfusche; Geschmier; Geschmiere; Gestümper; Gesudel; Kleckserei; Pfusch; Pfuscharbeit; Schluderarbeit; Schmiererei; Sudelei
chismes Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Anschwärzung; Blech; Blödsinn; Einkalkulierung; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Kauderwelsch; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Käse; Larifari; Laster; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Quatsch; Schwatz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Verleumdung; Wäscherei; Zeug; dummes Zeug
cosa Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Affäre; Angelegenheit; Frage; Geschäft; Sache; Zeug
cosas Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar; Recht
cositas Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Details; Dingelchen
mercancías Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Artikel; Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Geschäft; Geschäfte; Griff; Güter; Güterhandel; Habe; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgüter; Handelsware; Handgriff; Hausmobiliar; Hausrat; Henkel; Inventar; Kaufhandel; Kaufware; Kniff; Kommerzie; Kunstgriff; Laden; Ladungen; Mobiliar; Stiel; Transporte; Trick; Ware
objeto Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Absicht; Augenmerk; Endzweck; Intention; Objekt; Planung; Vorsatz; Ziel; Zielpunkt; Zielscheibe; Zweck
productos Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Besitz; Besitztum; Effekte; Eigentum; Recht; Resultate
trabajos Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
artículo Artikel; Beitrag
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bien akkurat; angenehm; appetittlich; behaglich; einwandfrei; genau; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; herb; intakt; korrekt; lecker; minuziös; peinlich genau; richtig; ruhig; schmackhaft; tadellos; unbeschädigt; verlockend; wohltuend

Synoniemen voor "Sachen":


Wiktionary: Sachen

Cross Translation:
FromToVia
• Sachen → cosas ↔ stuff — miscellaneous items; things



Spaans

Uitgebreide vertaling voor Sachen (Spaans) in het Duits

Sachen vorm van sachar:

sachar werkwoord

  1. sachar
    unkrautjäten; jäten; hacken
    • unkrautjäten werkwoord
    • jäten werkwoord (jäte, jätest, jätet, jätete, jätetet, gejätet)
    • hacken werkwoord (hacke, hackst, hackt, hackte, hacktet, gehackt)

Conjugations for sachar:

presente
  1. sacho
  2. sachas
  3. sacha
  4. sachamos
  5. sacháis
  6. sachan
imperfecto
  1. sachaba
  2. sachabas
  3. sachaba
  4. sachábamos
  5. sachabais
  6. sachaban
indefinido
  1. saché
  2. sachaste
  3. sachó
  4. sachamos
  5. sachasteis
  6. sacharon
fut. de ind.
  1. sacharé
  2. sacharás
  3. sachará
  4. sacharemos
  5. sacharéis
  6. sacharán
condic.
  1. sacharía
  2. sacharías
  3. sacharía
  4. sacharíamos
  5. sacharíais
  6. sacharían
pres. de subj.
  1. que sache
  2. que saches
  3. que sache
  4. que sachemos
  5. que sachéis
  6. que sachen
imp. de subj.
  1. que sachara
  2. que sacharas
  3. que sachara
  4. que sacháramos
  5. que sacharais
  6. que sacharan
miscelánea
  1. ¡sacha!
  2. ¡sachad!
  3. ¡no saches!
  4. ¡no sachéis!
  5. sachado
  6. sachando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor sachar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacken sachar brincar; brindar; caer con estrépito; chocar; chocar los vasos; cortar; cortar arboles; cortar en pedazos; dar brincos; dar golpes; dar hachazos; derribar; despedazar; golpear; golpetear; hacer pedazos; hacer ruidos; peinarse; picar; recortar; remachar; repicar; repiquetear; saltar; separarse; sonar; tajar; talar; teclear; tintinear; traquetear; trincar
jäten sachar
unkrautjäten sachar

Synoniemen voor "sachar":

  • escardar; desbrozar; deshebrar; desyerbar; escardillar

Wiktionary: sachar

Cross Translation:
FromToVia
• sachar → jäten; ausjäten ↔ sarcler — jardinage|fr agriculture|fr arracher avec la main ou couper sous terre avec un instrument trancher les mauvaises herbes qui croître dans un champ, dans un jardin, etc. — note Le qualificatif peut désigner la mauvaise herbe détruite ou la cultur







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0884 seconde
Page rendered in 1.0 seconds