Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Ausstrich:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausstrich (Duits) in het Spaans

Ausstrich:

Ausstrich [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausstrich (Fleck; Flecken; Klecks)
    el frotis
    • frotis [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Ausstrich (Streichung)
    la borradura
  3. der Ausstrich (Schwabber; Makel; Fleck; )
    el mocho; la mancha
    • mocho [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mancha [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ausstrich:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borradura Ausstrich; Streichung
frotis Ausstrich; Fleck; Flecken; Klecks
mancha Ausstrich; Fleck; Flecken; Klecks; Liederjan; Makel; Mop; Schwabber; Tüpfel Brocken; Dorf; Dreck; Fleck; Flecken; Flunder; Grus; Hau; Holzschuh; Klacks; Klaps; Klecks; Klumpen; Loch; Matsch; Nest; Ort; Platz; Schlamm; Schmutz; Spritzer; Stoß; Tadel; Tölpel; Tüpfel; Vorwurf
mocho Ausstrich; Fleck; Flecken; Klecks; Liederjan; Makel; Mop; Schwabber; Tüpfel