Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Droge:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Droge (Duits) in het Spaans

Droge:

Droge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Droge (Drogen; Rauschgift; Narkotikum)
    la drogas; el estupefacientes; el estimulante; la narcoticas
  2. die Droge (Rauschgift)
    el narcótico
  3. die Droge (Genußmittel; Rauschgift)
    la droga; el estimulante

Vertaal Matrix voor Droge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
droga Droge; Genußmittel; Rauschgift Betäubungsmittel; Bewußtlosigkeit; Narkose; Ohnmacht
drogas Droge; Drogen; Narkotikum; Rauschgift
estimulante Droge; Drogen; Genußmittel; Narkotikum; Rauschgift Alcoholische Getranke gut für Herz; Anregungsmittel; Aufputschmittel; Betäubungsmittel; Doping; Herzstärkung; Narkose; Schluck; Stärkung; kleiner Schluck
estupefacientes Droge; Drogen; Narkotikum; Rauschgift
narcoticas Droge; Drogen; Narkotikum; Rauschgift
narcótico Droge; Rauschgift Betäubungsmittel; Bewußtlosigkeit; Narkose; Ohnmacht; Schlafmittel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estimulante anregend; aufheiternd; aufmunternd; begeisternd; inspirierend; stimulierend; suggestiv

Wiktionary: Droge

Droge
noun
  1. Rauschmittel
  2. eine Substanz biologischen Ursprungs, die eine heilende Wirkung auf den Körper hat

Cross Translation:
FromToVia
Droge droga drug — psychoactive substance ingested for recreational use, especially illegal and addictive one