Engpaß in het Spaans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Engpaß:
- punto neurálgico; cuello de botella en el tráfico; embotellamiento; estrechamiento de la calzada; estrecho; istmo; angostura; desfiladero

Duits

Uitgebreide vertaling voor Engpaß (Duits) in het Spaans

der Engpaß (Verkehrsengpaß)
el punto neurálgico; el cuello de botella en el tráfico
- punto neurálgico [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuello de botella en el tráfico [el ~] zelfstandig naamwoord
der Engpaß (Fahrbahnverengung)
el embotellamiento; el estrechamiento de la calzada
- embotellamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- estrechamiento de la calzada [el ~] zelfstandig naamwoord
der Engpaß (Landenge; Enge; Engpässe; Schmalheit)
el estrecho; el istmo; la angostura
- estrecho [el ~] zelfstandig naamwoord
- istmo [el ~] zelfstandig naamwoord
- angostura [la ~] zelfstandig naamwoord
der Engpaß (Enge; Engpässe; Schmalheit)
el estrecho; el desfiladero; la angostura
- estrecho [el ~] zelfstandig naamwoord
- desfiladero [el ~] zelfstandig naamwoord
- angostura [la ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
angostura	Enge; Engpaß; Engpässe; Landenge; Schmalheit	Enge; Engpässe; Landenge; Verengerung
cuello de botella en el tráfico	Engpaß; Verkehrsengpaß
desfiladero	Enge; Engpaß; Engpässe; Schmalheit	Enge; Engpässe; Landenge; Verengerung
embotellamiento	Engpaß; Fahrbahnverengung	Abfüllung; Abzapfen; Stau; Stauung; Verkehrsstauung
estrechamiento de la calzada	Engpaß; Fahrbahnverengung
estrecho	Enge; Engpaß; Engpässe; Landenge; Schmalheit	Enge; Engpässe; Landenge; Meerenge; Verengerung
istmo	Enge; Engpaß; Engpässe; Landenge; Schmalheit	Enge; Engpässe; Landenge; Verengerung
punto neurálgico	Engpaß; Verkehrsengpaß
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
estrecho		beschränkt; borniert; bürgerlich; dringend; dringend nötig; dringlich; eng; enganliegend; engstirnig; erbärmlich; geizig; genau; gering; gewerblich; hauteng; klamm sein; klein; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; knapp; knapp bei Kasse sein; knickrig; notwendig; prall; schmal; schäbig; spießbürgerlich; spießig; straff