Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Nuß:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nuß (Duits) in het Spaans

Nuß:

Nuß [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Nuß (Fruchtkern; Kern; Stein)
    el hueso; el grano
    • hueso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grano [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nuß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grano Fruchtkern; Kern; Nuß; Stein Gefühl; Getreidekorn; Getreidesorte; Gran; Kern; Korn; Körnchen; Körnung; Perlenrand; Pickel; Pustel; Weizen
hueso Fruchtkern; Kern; Nuß; Stein Gebeine; Knochen; Knöchel

Verwante vertalingen van Nuß