Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Reiseführer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Reiseführer (Duits) in het Spaans

Reiseführer:

Reiseführer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Reiseführer (Führer; Lotse)
    el guía; el mentor
    • guía [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mentor [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Reiseführer (Führer; Wegweiser)
    el guía
    • guía [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Reiseführer

Vertaal Matrix voor Reiseführer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
guía Führer; Lotse; Reisebuch; Reiseführer; Wegweiser Ausbilder; Begleiterin; Doktorvater; Einschnitt; Fahrplan; Fahrpläne; Falz; Flugplan; Flugpläne; Fremdenführer; Fuge; Furche; Förderer; Führer; Führerin; Gebrauchsanweisung; Handbuch; Hauptmann; Kursbuch; Lehrmeister; Leitfaden; Nachschlagewerk; Nute; Promotor; Reiseleiter; Schlitz; Spalt; Wegweiser; Zeitplan
mentor Führer; Lotse; Reiseführer Anführer; Ausbilder; Chef; Führer; Fürst; Gebieter; Haupt; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Herr; Herrscher; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Leiter; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorstand; Vorsteher
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
guía Führungslinie
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
guía turística Reiseführer

Wiktionary: Reiseführer

Reiseführer
noun
  1. Buch, das Tips und Beschreibungen eines Ortes speziell für Reisende beinhaltet
  2. Person, die Reisende betreut und informiert

Cross Translation:
FromToVia
Reiseführer guía turística; guía de viaje guide book — book that provides guidance
Reiseführer guía guide — Celui, celle qui conduire une personne et, l’accompagner, lui montrer le chemin.