Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schimmern (Duits) in het Spaans

Schimmern:

Schimmern [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schimmern (Häuche)
    el asomos; la nieblas
    • asomos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nieblas [la ~] zelfstandig naamwoord

Schimmern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schimmern (Glänzen; Flimmern; Glitzern; Funkeln)
    el brillo; la brillantez; el esplendor; el destello; el resplandor
  2. Schimmern (Funkeln; Flimmern; Blitzen)
    el centelleo; el resplandor; el fulgor

Vertaal Matrix voor Schimmern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asomos Häuche; Schimmern
brillantez Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Pracht; Prunk
brillo Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Finish; Flimmern; Funkeln; Glanz; Glitzern; Glut; Glänzen; Lebenslicht; Lichtsignal; Lichtzeichen; Pracht; Prunk; Schein; Scheinen; Schimmer; Vorschützung; Vortäuschung
centelleo Blitzen; Flimmern; Funkeln; Schimmern Blitz; Flackern; Flimmern; Funkeln; Glänzen; Schlag; Schlucker; Strahl
destello Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Blitz; Flimmern; Funke; Funkeln; Fünkchen; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Pfeil; Schimmer; Schlag; Schlucker; Stern; Strahl
esplendor Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Finish; Funkeln; Glanz; Glänzen; Pracht; Prunk; Schimmer; äußerliche Vorkommen
fulgor Blitzen; Flimmern; Funkeln; Schimmern Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen
nieblas Häuche; Schimmern
resplandor Blitzen; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Finish; Flimmern; Flitter; Flittergold; Funkeln; Glanz; Glitzern; Glut; Glänzen; Goldflitter; Lebenslicht; Lichtsignal; Lichtzeichen; Pracht; Prunk; Schein; Schimmer; Vorschützung; Vortäuschung
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
brillo Helligkeit

Computer vertaling door derden: