Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Sprecher:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Sprecher (Duits) in het Spaans

Sprecher:

Sprecher [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Sprecher (Redner; Lektor)
    el orador; el lector
    • orador [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lector [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Sprecher (Ansager)
    el altavoz; el hablante; el speaker
    • altavoz [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hablante [el ~] zelfstandig naamwoord
    • speaker [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Sprecher (Ansager)
    el locutores
  4. der Sprecher (Wortführer; Wortführerin; Redner; Sprecherin)
    el portavoz

Sprecher [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sprecher
    el oradores

Vertaal Matrix voor Sprecher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altavoz Ansager; Sprecher Freisprechvorrichtung; Lautsprecher
hablante Ansager; Sprecher
lector Lektor; Redner; Sprecher Leser; Zeitungsleser
locutores Ansager; Sprecher
orador Lektor; Redner; Sprecher Verkündiger
oradores Sprecher
portavoz Redner; Sprecher; Sprecherin; Wortführer; Wortführerin Berichterstatter; Informant; Journalist; Kommentator; Korrespondent; Megaphon; Organ; Sprachrohr; Sprecherin; Trichter; Wortführerin
speaker Ansager; Sprecher
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
lector Lesegerät; Leser

Synoniemen voor "Sprecher":


Wiktionary: Sprecher

Sprecher
noun
  1. Person, die spricht
  2. Person, die in der Lage ist, eine bestimmte Sprache zu sprechen

Cross Translation:
FromToVia
Sprecher locutor; anunciador announcer — announcer
Sprecher hablante speaker — one who speaks
Sprecher locutor locuteur — Personne qui peut parler dans une langue
Sprecher orador orateur — Celui qui composer, qui prononcer des discours, des ouvrages d’éloquence.

Computer vertaling door derden: