Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Wisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Wisch (Duits) in het Spaans

Wisch:

Wisch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Wisch (Ertrag; Ernte; Pflücken; )
    la cosecha; la recolección; la recogida
  2. der Wisch (Lumpen; Läppchen; Lappen; )
    el andrajo; el trapo viejo

Vertaal Matrix voor Wisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andrajo Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Läppchen; Stoffetzen; Stofflappen; Wisch; wertlose Zeug
cosecha Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch Absonderung; Abtrennung; Drahtgitter; Einsammlung; Einzäunung; Erlös; Ernte; Ertrag; Erträge; Gatter; Gewinnung; Gitter; Gitterzaun; Hervorbringung; Kopf; Lese; Pflücken; Salatkopf; Traubenlese; Trennung; Umzäunung; Vergitterung; Weinlese; Zaun; Zwischenmauer
recogida Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch Aufnahme; Fallholzsammeln; Holzlesen
recolección Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch Dutt; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Haarknoten; Knoten; Lese; Pflücken; Traubenlese; Weinlese
trapo viejo Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Läppchen; Stoffetzen; Stofflappen; Wisch; wertlose Zeug

Synoniemen voor "Wisch":


Wiktionary: Wisch

Wisch
noun
  1. (umgangssprachlich) abwertend: Schriftstück, das als wertlos betrachtet wird, insbesondere solche von Behörden und offiziellen Stellen

Cross Translation:
FromToVia
Wisch brizna; mechón; voluta; jirón wisp — a small bundle, as of straw or other like substance