Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- betteln:
-
Wiktionary:
- betteln → mendigar, mendicante, pedir limosna
Duits
Uitgebreide vertaling voor betteln (Duits) in het Spaans
betteln:
-
betteln (bitten)
-
betteln (flehen; bitten; beten; beantragen; anfragen; ersuchen; ansuchen)
-
betteln (beten; bitten; flehen)
-
betteln
mendigar; gorronear; vivir de gorra; pedir limosna; ser pedigüeño-
mendigar werkwoord
-
gorronear werkwoord
-
vivir de gorra werkwoord
-
pedir limosna werkwoord
-
ser pedigüeño werkwoord
-
-
betteln (schmarotzen; schnorren)
gorronear; vivir de gorra; vivir como un parásito; andar de gorra; comer de gorra-
gorronear werkwoord
-
vivir de gorra werkwoord
-
vivir como un parásito werkwoord
-
andar de gorra werkwoord
-
comer de gorra werkwoord
-
Conjugations for betteln:
Präsens
- bettele
- bettelst
- bettelt
- bettelen
- bettelt
- bettelen
Imperfekt
- bettelte
- betteltest
- bettelte
- bettelten
- betteltet
- bettelten
Perfekt
- habe gebettelt
- hast gebettelt
- hat gebettelt
- haben gebettelt
- habt gebettelt
- haben gebettelt
1. Konjunktiv [1]
- bettele
- bettelest
- bettele
- bettelen
- bettelet
- bettelen
2. Konjunktiv
- bettelte
- betteltest
- bettelte
- bettelten
- betteltet
- bettelten
Futur 1
- werde betteln
- wirst betteln
- wird betteln
- werden betteln
- werdet betteln
- werden betteln
1. Konjunktiv [2]
- würde betteln
- würdest betteln
- würde betteln
- würden betteln
- würdet betteln
- würden betteln
Diverses
- bettel!
- bettelt!
- bettelen Sie!
- gebettelt
- bettelend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor betteln:
Synoniemen voor "betteln":
Wiktionary: betteln
Computer vertaling door derden: