Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal grapsen

Vertaal grapsen van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. grapsen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor grapsen (Duits) in het Spaans

grapsen:

grapsen werkwoord (grapse, grapst, grapste, grapstet, gegrapst)

  1. grapsen (wühlen; stöbern; kramen; )
    agarrar; pillar; hurgar

Conjugations for grapsen:

Präsens
  1. grapse
  2. grapst
  3. grapst
  4. grapsen
  5. grapst
  6. grapsen
Imperfekt
  1. grapste
  2. grapstest
  3. grapste
  4. grapsten
  5. grapstet
  6. grapsten
Perfekt
  1. habe gegrapst
  2. hast gegrapst
  3. hat gegrapst
  4. haben gegrapst
  5. habt gegrapst
  6. haben gegrapst
1. Konjunktiv [1]
  1. grapse
  2. grapsest
  3. grapse
  4. grapsen
  5. grapset
  6. grapsen
2. Konjunktiv
  1. grapste
  2. grapstest
  3. grapste
  4. grapsten
  5. grapstet
  6. grapsten
Futur 1
  1. werde grapsen
  2. wirst grapsen
  3. wird grapsen
  4. werden grapsen
  5. werdet grapsen
  6. werden grapsen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde grapsen
  2. würdest grapsen
  3. würde grapsen
  4. würden grapsen
  5. würdet grapsen
  6. würden grapsen
Diverses
  1. grapse!
  2. grapst!
  3. grapsen Sie!
  5. gegrapst
  6. grapsend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor grapsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agarrar Anfassen; Anpacken; Festnehmen; Festpacken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agarrar grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; kramen; rummeln; schachern; stöbern; wühlen abfangen; aneinanderreihen; anfassen; anpacken; ausnehmen; begaunern; begreifen; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; eingreifen; einhaken; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festgreifen; festhaken; festhalten; festhängen; festnehmen; greifen; haken; hintergehen; ketten; klammern; kriegen; packen; prellen; rühren; umklammern; verhaften; verketten; verladen; verwickeln; zugreifen; zwängen; überlisten; übervorteilen
hurgar grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; kramen; rummeln; schachern; stöbern; wühlen anfeuern; animieren; anspornen; anstoßen; antreiben; aufdröseln; aufmuntern; aufnesteln; aufrütteln; durchwühlen; ermuntern; ermutigen; grabbeln; herauspicken; herumkramen; klauben; klettern; kramen; motivieren; pflücken; picken; riechen an; schieben; steigen; stimulieren; stoßen; stupsen; stöbern; unterstützen; wühlen
pillar grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; kramen; rummeln; schachern; stöbern; wühlen ausnehmen; ausplündern; auspressen; ausrauben; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; klammern; plündern; rauben; schnappen; stehlen; umklammern; zwängen; überfallen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0363 seconde
Page rendered in 1.0 seconds