Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal haken

Vertaal haken van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. haken:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor haken (Duits) in het Spaans

haken:

haken werkwoord (hake, hakst, hakt, hakte, haktet, gehakt)

  1. haken (festhaken)
    enganchar; hacer ganchillo; anhelar; ansiar
  2. haken (aufhängen; hängen; einhaken; festhängen; festhaken)
    colgar; ahorcar; colgarse
  3. haken (ankoppeln; ankuppeln; anhängen; )
    enganchar; abrochar; acoplar; encochetar
  4. haken (einhaken; festhängen; festhaken)
    agarrar; enganchar en; enlazar

Conjugations for haken:

Präsens
  1. hake
  2. hakst
  3. hakt
  4. haken
  5. hakt
  6. haken
Imperfekt
  1. hakte
  2. haktest
  3. hakte
  4. hakten
  5. haktet
  6. hakten
Perfekt
  1. habe gehakt
  2. hast gehakt
  3. hat gehakt
  4. haben gehakt
  5. habt gehakt
  6. haben gehakt
1. Konjunktiv [1]
  1. hake
  2. hakest
  3. hake
  4. haken
  5. haket
  6. haken
2. Konjunktiv
  1. hakte
  2. haktest
  3. hakte
  4. hakten
  5. haktet
  6. hakten
Futur 1
  1. werde haken
  2. wirst haken
  3. wird haken
  4. werden haken
  5. werdet haken
  6. werden haken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde haken
  2. würdest haken
  3. würde haken
  4. würden haken
  5. würdet haken
  6. würden haken
Diverses
  1. hake!
  2. hakt!
  3. haken Sie!
  5. gehakt
  6. hakend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor haken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abrochar Anschnallen; festschnallen
agarrar Anfassen; Anpacken; Festnehmen; Festpacken
colgar Hängen
enganchar Anhaken; Ankoppeln; Festhaken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abrochar anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln abschliessen; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; schließen; schnüren; verbinden; verknoten; zubinden; zuknöpfen; zumachen; zusammenbinden
acoplar anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln andocken; aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen
agarrar einhaken; festhaken; festhängen; haken abfangen; aneinanderreihen; anfassen; anpacken; ausnehmen; begaunern; begreifen; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festgreifen; festhalten; festnehmen; grabbeln; grapschen; grapsen; greifen; herumkramen; hintergehen; ketten; klammern; kramen; kriegen; packen; prellen; rummeln; rühren; schachern; stöbern; umklammern; verhaften; verketten; verladen; verwickeln; wühlen; zugreifen; zwängen; überlisten; übervorteilen
ahorcar aufhängen; einhaken; festhaken; festhängen; haken; hängen
anhelar festhaken; haken erwarten; herbeisehnen; hoffen; hungern; keuchen; schmachten; schnaufen; sich sehnen; verlangen; wünschen
ansiar festhaken; haken hungern; schmachten; sich sehnen; verlangen
colgar aufhängen; einhaken; festhaken; festhängen; haken; hängen aufbinden; aufhängen; aufknöpfen; aufknüpfen; herunterhängen; hängen
colgarse aufhängen; einhaken; festhaken; festhängen; haken; hängen aufbinden; aufhängen; aufknöpfen; aufknüpfen; hängen
encochetar anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln
enganchar anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; festhaken; haken; koppeln; kuppeln anheften; anhängen; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anspannen; aufkleben; aufziehen; dehnen; einspannen; festheften; festkleben; fortziehen; heften; keilen; klammern; krampen; schanghaien; spannen; strecken; umklammern; verklammern; zwängen
enganchar en einhaken; festhaken; festhängen; haken
enlazar einhaken; festhaken; festhängen; haken anknöpfen; anreihen; aufreien; binden; einflechten; einschnüren; einweben; flechten; schnüren; umwinden; verflechten; verketten; verschlingen; verweben; zusammenflechten; zuschnüren
hacer ganchillo festhaken; haken

Wiktionary: haken

Cross Translation:
FromToVia
• haken → enganchar ↔ hook — to attach a hook
• haken → enganchar ↔ hook — to catch with a hook
• haken → enganchar; colgar ↔ accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0273 seconde
Page rendered in 1.0 seconds