Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. nähen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor nähen (Duits) in het Spaans

nähen:

nähen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. nähen (klammern; Stich; Masche)
    la grapa; el punto; la sutura
    • grapa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • punto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sutura [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor nähen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grapa Masche; Stich; klammern; nähen Ausschank; Café; Falle; Gasthaus; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Heftklammer; Klammer; Klammerhaken; Klampe; Klemme; Klemmhefter; Kneipe; Krampe; Krug; Lokalität; Milbe; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus
punto Masche; Stich; klammern; nähen Grad; Ort; Platz; Punkt; Standort; Stelle; Zeitpunkt
sutura Masche; Stich; klammern; nähen Schädelnaht; Wundklammer; nähen einer Wunde
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
punto Point

Wiktionary: nähen

nähen
verb
  1. Hautwunden mit einem Faden verschließen
  2. (transitiv): Textilteile mit einem Faden verbinden
  3. (transitiv): Textilwaren oder bestimmte Teile davon nach der Technik [1] herstellen oder ausbessern

Cross Translation:
FromToVia
nähen coser naaien — naaldwerk verrichten
nähen coser sew — (transitive) use a needle
nähen coser sew — (intransitive) use a needle
nähen suturar suture — to sew up or join by means of a suture
nähen coser; pespuntear; coser a máquina coudreassembler deux ou plusieurs objets avec un fil passé dans une aiguille ou un autre instrument semblable.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van nähen