Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vorbeigefahren:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vorbeigefahren (Duits) in het Spaans

vorbeigefahren:

vorbeigefahren bijvoeglijk naamwoord

  1. vorbeigefahren (überholt; eingeholt; aufgeschlossen)
    adelantado; pasado

Vertaal Matrix voor vorbeigefahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pasado Vergangenheit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adelantado aufgeschlossen; eingeholt; vorbeigefahren; überholt
pasado aufgeschlossen; eingeholt; vorbeigefahren; überholt armselig; armutig; aus; beendet; bereit; durchgegeben; eher; einsatzbereit; elend; erledigt; fertig; früher; fällig; geschafft; klar; mittellos; parat; passiert; schlottrig; schäbig; um; unansehnlich; unerwartet zum Besuch gekommen; verlottert; verludert; verstrichen; vollendet; vorbeigekommen; vorig; weitergegeben; weitergeleitet; zerlumpt; ärmlich; übermittelt; überschritten