Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Gefälle

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Gefälle

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gefallen:
  2. Gefälle:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gefälle (Duits) in het Frans

gefallen:

gefallen werkwoord (gefalle, gefällst, gefällt, gefiel, gefielt, gefallen)

  1. gefallen (erfreuen)
    plaire à; faire plaisir à
  2. gefallen (passen)
    se plaire; convenir; être convenable; bien aller; être apte à
    • se plaire werkwoord
    • convenir werkwoord (conviens, convient, convenons, convenez, )
    • être convenable werkwoord
    • bien aller werkwoord
    • être apte à werkwoord
  3. gefallen
    plaire; faire plaisir à; faire la coquette; flirter; coqueter
    • plaire werkwoord (plais, plaît, plaisons, plaisez, )
    • faire plaisir à werkwoord
    • faire la coquette werkwoord
    • flirter werkwoord (flirte, flirtes, flirtons, flirtez, )
    • coqueter werkwoord (coquette, coquettes, coquetons, coquetez, )
  4. gefallen (geschikt sein; passen; taugen; konvenieren; schmecken)
    être convenable; convenir; être apte à; être bon
    • être convenable werkwoord
    • convenir werkwoord (conviens, convient, convenons, convenez, )
    • être apte à werkwoord
    • être bon werkwoord
  5. gefallen (gutdünken; belustigen; belieben; )
    plaire; jouir de; amuser; sembler bon
    • plaire werkwoord (plais, plaît, plaisons, plaisez, )
    • jouir de werkwoord
    • amuser werkwoord (amuse, amuses, amusons, amusez, )
    • sembler bon werkwoord
  6. gefallen (in Wirkung sein; passen; schmecken)
    être en service; marcher; être allumé
    • être en service werkwoord
    • marcher werkwoord (marche, marches, marchons, marchez, )
    • être allumé werkwoord
  7. gefallen (erfreuen; helfen)
    rendre service; faire plaisir à; rendre service à
  8. gefallen (erfreuen; freuen; verführen; )
    réjouir; faire plaisir à; enchanter; rendre service à; rendre heureux
    • réjouir werkwoord (réjouis, réjouit, réjouissons, réjouissez, )
    • faire plaisir à werkwoord
    • enchanter werkwoord (enchante, enchantes, enchantons, enchantez, )
    • rendre service à werkwoord
    • rendre heureux werkwoord

Conjugations for gefallen:

Präsens
  1. gefalle
  2. gefällst
  3. gefällt
  4. gefallen
  5. gefallt
  6. gefallen
Imperfekt
  1. gefiel
  2. gefielst
  3. gefiel
  4. gefielen
  5. gefielt
  6. gefielen
Perfekt
  1. habe gefallen
  2. hast gefallen
  3. hat gefallen
  4. haben gefallen
  5. habt gefallen
  6. haben gefallen
1. Konjunktiv [1]
  1. gefalle
  2. gefallest
  3. gefalle
  4. gefallen
  5. gefallet
  6. gefallen
2. Konjunktiv
  1. gefiele
  2. gefielest
  3. gefiele
  4. gefielen
  5. gefielet
  6. gefielen
Futur 1
  1. werde gefallen
  2. wirst gefallen
  3. wird gefallen
  4. werden gefallen
  5. werdet gefallen
  6. werden gefallen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde gefallen
  2. würdest gefallen
  3. würde gefallen
  4. würden gefallen
  5. würdet gefallen
  6. würden gefallen
Diverses
  1. gefalle!
  2. gefallt!
  3. gefallen Sie!
  5. gefallen
  6. gefallend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor gefallen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amuser amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten amüsieren; belustigen; ergötzen; genießen; sich ergötzen an; unterhalten
bien aller gefallen; passen anprobieren; gut aussehen; gut stehen; passen; stehen
convenir gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen abmachen; anprobieren; ausmachen; gebräuchlich sein; gehören; gelegen kommen; geziemen; gleichen; gleichkommen; hingehören; konvenieren; ordnen; organisieren; passen; regeln; regulieren; rundkommen; schicken; steuern; stimmen; vereinbaren; zugehören; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
coqueter gefallen kokettieren
enchanter beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern anlocken; anmuten; behexen; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
faire la coquette gefallen kokettieren
faire plaisir à beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; helfen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern aufmuntern; ermuntern
flirter gefallen flirten; kokettieren; liebäugeln mit; schäkern
jouir de amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten amüsieren; belustigen; ergötzen; genießen; schleckern; schlemmen; schmausen; unterhalten
marcher gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken aufmarschieren; ausrücken; erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten
plaire amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; kokettieren; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
plaire à erfreuen; gefallen
rendre heureux beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern
rendre service erfreuen; gefallen; helfen Gutes tun; beistehen; beitragen; einspringen; entlasten; gutes tun; helfen; jemanden ersetzen; mildtätig sein; mithelfen; sekundieren; stützen; wohltätigkeit verrichten
rendre service à beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; helfen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern
réjouir beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern aufheitern; aufmuntern
se plaire gefallen; passen
sembler bon amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten
être allumé gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken
être apte à gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
être bon gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
être convenable gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen gebräuchlich sein; gehören; geziemen; hingehören; passen; schicken; zugehören
être en service gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken

Synoniemen voor "gefallen":


Wiktionary: gefallen

gefallen
verb
  1. Dativ|: jemandem angenehm sein
gefallen
verb
  1. Agréer, être agréable (Sens général)
  2. avoir le coup de foudre, aimer soudainement quelqu’un.
Cross Translation:
FromToVia
• gefallen → plaire; aimer ↔ like — enjoy
• gefallen → plaire ↔ like — find attractive
• gefallen → plaire ↔ please — to make happy or satisfy
• gefallen → être agréable; plaire ↔ behagen — aan iemand welgevallig zijn

Gefälle:

Gefälle [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gefälle (Böschung; Hang; Hügel)
    la pente; le talus; l'accotement; la berge; le bas-côté; la rampe
    • pente [la ~] zelfstandig naamwoord
    • talus [le ~] zelfstandig naamwoord
    • accotement [le ~] zelfstandig naamwoord
    • berge [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bas-côté [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rampe [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. Gefälle (Neigungswinkel; Neigung)
    l'inclination; l'angle de pente
  3. Gefälle (Helling; Hang; Senkung; Böschung; Steilhang)
    la côte; la rampe; la pente; le talus
    • côte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rampe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pente [la ~] zelfstandig naamwoord
    • talus [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gefälle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accotement Böschung; Gefälle; Hang; Hügel
angle de pente Gefälle; Neigung; Neigungswinkel
bas-côté Böschung; Gefälle; Hang; Hügel
berge Böschung; Gefälle; Hang; Hügel Flußbett; Gestade; Ufer; Wasserseite
côte Böschung; Gefälle; Hang; Helling; Senkung; Steilhang Berghang; Küste; Küstenlinie; Riefe; Rille; Schnittkante; Schärfe
inclination Gefälle; Neigung; Neigungswinkel Beugung; Biegung; Drehung; Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Krümme; Krümmung; Kurve; Neigung; Schleife; Stimmung; Tendenz; Trend; Vorliebe; Vorzug; Wahl; Windung; Zuneigung
pente Böschung; Gefälle; Hang; Helling; Hügel; Senkung; Steilhang Berghang; Schrankrand; Steile; Steilheit
rampe Böschung; Gefälle; Hang; Helling; Hügel; Senkung; Steilhang Auffahrt; Balustrade; Brüstung; Einfahrt; Geländer; Lehne; Rampe; Treppengeländer; Zufahrtsstraße
talus Böschung; Gefälle; Hang; Helling; Hügel; Senkung; Steilhang Brüstung; Böschung; Geländer; Seitenstreifen; Straßenrand

Synoniemen voor "Gefälle":


Wiktionary: Gefälle

Gefälle
noun
  1. obliquité des lignes droites ou des surfaces planes sur le plan de l’horizon.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0710 seconde
Page rendered in 1.0 seconds